Roland Boutique is een nieuwe instrumentenreeks die op een authentieke manier de sound en het uiterlijk van de historische JUPITER-8, JUNO-106 en JX-3P synthesizers in een compacte vorm presenteert. In dit interview met hoofdingenieurs Kazuhisa Takahashi, Hideki Izuchi en Akira Matsui - die de originele instrumenten ontwierpen - delen deze drie levende legendes een aantal onbekende productieverhalen. Ze delen ook hun indrukken over de Roland Boutique-reproducties. Mr. Takahashi en Mr. Izuchi zijn nog steeds als ingenieur actief bij Roland, terwijl Mr. Matsui inmiddels met pensioen is. In de tweede helft van het interview krijgt het trio gezelschap van Takeshi Tojo, Masato Ohnishi en Hirotake Tohyama: de ontwikkelaars van de Roland Boutique-serie.
Wat is jullie eerlijke mening over de Roland Boutique-serie? Wat zijn jullie indrukken over de moderne reproducties, als ontwikkelaars van de originele producten?
Takahashi:Ik hoorde door mijn positie bij het bedrijf al vrij snel over deze productlijn. En ik werd - eerlijk waar - meteen geprikkeld door het idee. Ik was opgewonden over het feit dat er een simulatie uitgebracht ging worden van een product waar ik decennia geleden bij betrokken was. Synthesizers uit die periode hadden een unieke feel, die alleen via analoge technologie op te wekken was. Ik was geïnteresseerd om te zien hoe dat allemaal naar het digitale tijdperk vertaald zou worden. Ik wist dat het ontwikkelingsteam van de Roland Boutique-reeks heel toegewijd te werk ging. Ik was niet zozeer geïntrigeerd, maar echt opgewonden.
Matsui:Ik werk niet langer bij het bedrijf, dus ik hoorde pas over het project wanneer iemand me vertelde: 'we zijn bezig aan een nieuw project rond de JX-3P'. Ik was uiteraard blij om dat te vernemen. Blij dat Roland een nieuwe versie ging uitbrengen van een klassiek product dat ik destijds mee ontwikkeld heb. De JX-3P was voor mij echt een speciale synthesizer.
Kun je wat leuke JX-3P-herinneringen met ons delen?
Matsui:Die synth werd ontwikkeld in de Matsumotofabriek van Roland. Ik werkte daar indertijd en hield me vooral bezig met de ontwikkeling van gitaarsynths. Modellen tot en met de GR-300 en GR-100 waren gebaseerd op de omzetting van toonhoogte in een CV-signaal (Control Voltage), waarmee dan een analoge synth getriggerd werd. Maar bij de volgende generatie gitaarsynths kozen we voor een ontwerp waarbij de toonhoogte omgezet werd in MIDI-signalen, die dan de klankgenerator digitaal controleerden: ook al bleef de klankgenerator op zich nog steeds analoog. We bestudeerden hoe gitaristen de GR-300 en GR-100 gebruikten, en realiseerden ons dat ze er zelf niet veel sounds mee creëerden (lacht). Dus als dat het geval was, konden we beter voor een makkelijk te gebruiken synth met presets opteren. Dat was meteen de start van het GR-700- project.
De GR-700 zou over een ingebouwde toonhoogte-naar-MIDI-converter beschikken, en een sound engine met presets. Maar zelfs al ging dit een preset-synth worden, toch zou hij zonder knoppen voor ons te ingewikkeld zijn om er klanken voor te creëren. Daarom maakten we er een programmer voor, die enkel tijdens het ontwikkelingsproces gebruikt ging worden, en waarmee we de klanken konden aanpassen. Enige tijd later in het productieproces zei een van onze supervisors: 'daar kun je gerust een keyboard aan verbinden om er een polyfone synth van te maken, toch? (lacht). Zo ontstond de JX-3P. De reden waarom het een zesstemmige synthesizer is, komt omdat zijn klankgenerator ontwikkeld werd als gitaarsynth; aangezien gitaren over zes snaren beschikken (lacht).
De GR-700 werd in 1984 uitgebracht, en de JX-3P in 1983. Zeg je nu dat de ontwikkeling van de GR-700 eerder opgestart werd en daaruit de JX-3P is ontstaan?
Matsui:Ja, helemaal juist. De release van de GR-700 werd uitgesteld omdat de controller iets meer tijd vereiste om voltooid te worden. We besloten om de JX-3P eerder uit te brengen, en brachten ook de programmer op de markt, die we tijdens de ontwikkeling gebruikt hadden: de PG-200. Gewoon ter info, de 3P van de JX-3P staat voor Programmable Preset Polyphonic.
Kun je iets meer vertellen over de ontwikkeling van de JUNO-106?
Izuchi:Voor de JUNO-reeks gebruikten we een ontwerp met één oscillator, om de prijs te drukken. Maar daardoor werd de sound uiteraard dunner dan bijvoorbeeld de JUPITER-8 of de JX-3P, die over twee oscillators beschikken. Onze grootste prioriteit bij de ontwikkeling van de JUNO-reeks was om dikke, volle klanken te produceren met slechts één oscillator. Daartoe gebruikten we verschillende strategieën, zoals de toevoeging van een chorus-functie en het boosten van de lage tonen wanneer de high-pass-filter niet in gebruik was. De flat-instelling is slechts één stapje van nul verwijderd bij de high-pass-filter (lacht).
De JUNO-106 blijft nog steeds ontzettend populair. De JUNO-60 staat ook hoog aangeschreven, en wordt verkocht aan hele hoge prijzen op de tweedehandsmarkt. Verschillen de circuits van de JUNO-106 en de JUNO-60 met elkaar?
Izuchi:We spendeerden heel wat geld aan de JUNO-60 (lacht). We gebruikten veel premiumonderdelen. Als mijn geheugen me niet in de steek laat, denk ik dat de JUNO-60 destijds 1800 euro kostte, terwijl we bij de JUNO-106 de prijs naar beneden konden halen tot 980 euro. Bij de JUNO-106 wilden we hoe dan ook de winkelprijs verminderen.
En hoe zit het met de verschillen tussen de JUNO-60 en de JUNO-6?
Izuchi:Op gebied van klank is alles bij die twee modellen exact hetzelfde. De JUNO-60 is in zijn kern een JUNO-6 met een patch-geheugen-functie toegevoegd.
Heb je nog herinneringen aan de JUPITER-8?
Takahashi:De grote schaal van dat instrument maakte alles erg uitdagend. De printplaten in de synth waren opgesteld in twee lagen, en er zaten heel veel boards in, al weet ik niet meer hoeveel in totaal. Het aantal onderdelen dat erin stak was ook erg groot, en alles moest perfect werken. Aangezien het een analoog instrument was, vereisten heel wat zaken aanpassingen. Je kreeg het ene onderdeel perfect, maar dat kon er dan voor zorgen dat een ander onderdeel niet meer klopte: het was heel veel werk. Aangezien er zoveel onderdelen inzaten, was het ook een erg zware synth, die door twee mensen gedragen moest worden.
De JUPITER-8 kostte 7400 euro in die tijd. Had je een richtprijs voor ogen tijdens het ontwikkelingsproces?
Takahashi:Het concept van dat product was om de beste synth te maken die er bestond, dus spendeerden we geen aandacht aan de kostprijs.
Matsui:Mr. Takahashi vertelde daarnet over de aanpassingen van analoge circuits, dat doet me eraan denken aan het moment toen ik pas bij Roland kwam werken. Ik werkte mee aan het assembleren en inspecteren van SYSTEM-700-synths. Er zaten meer dan 100 semi-fixed resistors in de SYSTEM-700, en ik herinner me dat ik van 's morgens tot 's avonds laat bezig was met die aan te passen (lacht). Uit die ervaring leerde ik dat - mocht ik ooit een synth ontwerpen - het er een zou zijn die niet zo'n zwaar aanpassingswerk vereist. Bij de JX-3P kozen we voor een digitaal ontwerp, en hielden we de onderdelen die aanpassingen nodig hadden tot een strikt minimum.
Izuchi:De JUNO-serie gebruikte als eerste digitaal gecontroleerde oscillators, en het hart van die opstelling bestond uit de NEC μPD8253-chip. De JUNO was niet het eerste product dat gebruikmaakte van die chip. Dat was de EP-09 (een elektrische piano). Hij werkte perfect voor dat product, dus besloten we hem ook in synths te gebruiken.
Matsui:DCO's voorzien een stabiele tuning, maar ze waren toen moeilijk te fine-tunen. In die tijd waren DCO's 16-bit, en het was moeilijk om de subtiele afwijkingen inzake oscillatorfrequenties aan te passen. Het was een hele uitdaging om instellingen te bekomen die goed klonken. Na wat brainstormsessies ontwierpen we bij de JX-3P een analoog controleerbare master-oscillator voor de DCO, en maakten we fijnafstemmingen door die oscillator aan te passen. We spreken dan over een hybride analoog/digitaal circuit. De oscillator wordt digitaal gecontroleerd, maar behoudt nog wel zijn analoge karakter, met een stabiele tuning.
De JX-3P was de eerste synth die de MIDI-standaard ondersteunde. Heb je daar nog verhalen over?
Matsui:Toen ons JX-3P prototype bijna voltooid was, hielden we een MIDI-controle-experiment met de mensen van Sequential Circuits in de Verenigde Staten. Ik kon toen niet mee naar de VS, dus gingen er andere medewerkers naar daar. Ik denk dat het in het jaar van de Winter NAMM Show, in 1983 was, waar de MIDI-standaard aangekondigd werd. We verbonden twee synths, ons JX-3P prototype en een Sequential Circuits-synth - volgens mij was het de Prophet 600 - via MIDI. We demonstreerden toen aan de beursgangers hoe je via het klavier van één synth de sounds van de andere kon spelen. Het publiek barste in applaus uit toen ze dat meemaakten (lacht).
Dat gezegd zijnde: de nootnummers kwamen perfect overeen, maar de pitch-bend werkte nog niet correct. Ik herinner me een telefoontje van een zenuwachtige medewerker die zei dat de pich-bend in tegenovergestelde richting liep (lacht). Ik antwoordde daarop iets in de aard van: 'we hebben nog geen protocol afgesproken daarover, het maakt niet uit in welke richting die loopt, kies jij maar'. Dat werd uiteindelijk het sjabloon voor de MIDI-standaard. Vandaag communiceren we makkelijk via e-mail, maar in die periode had je alleen de telefoon. Daarnaast, wanneer je het over details als pitch-bend begint te hebben, dien je rekening te houden met de verwachtingen en voorkeuren van alle betrokken partijen. Het was een hele klus om dat allemaal gecoördineerd te krijgen (lacht).
Zijn er momenten bij Roland waarop ervaren ingenieurs hun knowhow en technieken delen met jongere ingenieurs? Zoiets als de overzetting van hun skills?
Matsui:Ik kan me niet uitlaten over de jonge mensen van vandaag, maar ik denk niet dat we ooit iets geleerd hebben aan onze juniors in die tijd.
Izuchi:Inderdaad. We maakten gewoon de dingen die we wilden maken.
Takahashi:Wanneer ik in die tijd als teamlid bij een project betrokken was, verwierf ik heel wat knowhow door de seniors gade te slaan. Volgens mij is dat vandaag bij jonge mensen niet erg veel veranderd. Het gaat volgens mij over het opslorpen van de knowhow die je nodig hebt, zonder dat iemand je effectief iets aanleert.
Tegenwoordig, juist omwille van die producten waarmee klassieke instrumenten gesimuleerd worden, krijg ik veel meer vragen van jongere ingenieurs. Ik zie mezelf niet als een legende, maar de jongere generatie spreken me aan als 'de Takahashi-san die analoge synths maakte' (lacht). Ik geef zeker advies wanneer ze me daar vragen over stellen. Hetzelfde zag ik gebeuren bij de AIRA TR-8, waarbij de ingenieur die bij de ontwikkeling van de originele TR-808 betrokken was, een programma schreef over het circuitdiagram en advies gaf over hoe men het best het originele instrument kon reproduceren. Zonder hem zou het onmogelijk geweest zijn om het ontwerp van de TR-808 of TR-909 over te brengen naar jongere ingenieurs.
En hoe zit het met de Roland Boutique-serie , want het ontwikkelingsteam daarvan is ondertussen bij ons komen zitten?
Tojo:Deze reeks is gebaseerd op ACB-technologie (Analog Circuit Behavior), dus modelleerden we de originele circuits en gingen we daar eerst zo ver mogelijk mee. Maar zelfs dan kwamen we zaken tegen waar we moeilijk wijs uit geraakten, dus spraken we met de originele designers.
Izuchi:Mijn advies was: 'zorg ervoor dat je "juist dit" in orde krijgt"
Wat bedoel je met 'juist dit'?
Izuchi:Daarmee bedoelde ik de chorus van de JUNO-106. Ik benadrukte: 'zorg ervoor dat je de chorus helemaal juist krijgt (lacht)'.
Wat zijn jullie indrukken over de afgewerkte Roland Boutique-synths?
Izuchi:Wanneer ik voor het eerst de JU-06 te zien kreeg, dacht ik dat het een leuk gadget was. Maar wanneer ik dan de sound hoorde tijdens het spelen, realiseerde ik me dat het helemaal geen gadget is. Het is echt alsof je op een originele JUNO-106 speelt. Ik ben echt onder de indruk van de nauwkeurige simulatie. Ik weet niet of het komt door mijn aandringen, maar de chorus is ook exceptioneel goed gereproduceerd. Een aantal weken terug wilde ik de sounds helemaal kunnen doorgronden, en speelde ik ermee in een akoestisch geïsoleerde kamer, en de klank blies me gewoon omver. Ik ben onder de indruk over de ACB-technologie, en vooral over de nauwkeurige simulatie die ermee mogelijk is, op basis van de circuitschetsen en een originele versie van het instrument.
Tohyama:Het was al vele jaren geleden dat de JUNO-106 op de markt gebracht werd. Wanneer we enkele originele instrumenten onder de loep namen, merkten we individuele verschillen, omwille van hun leeftijd. Het was moeilijk om te beslissen welk exemplaar we nu precies wilden simuleren.
Tojo:Een BBD (een component om het geluidssignaal mee te vertragen) kan luidruchtiger worden naarmate hij ouder wordt. De eerste originele JUNO-106 die we uitprobeerden, had veel ruis, maar een ander exemplaar duidelijk minder. We pasten de hoeveelheid ruis aan, totdat alles goed klonk.
Matsui:Ik heb de JX-03 even kunnen uittesten. Mijn indruk is dat die uitstekend gemaakt werd. Ik ga hem binnenkort tot op het bot ontleden.
Hebben jullie als ontwikkelaars van de originele synths nog vragen of opmerkingen voor de ontwikkelaars van de Roland Boutique-serie?
Matsui:Wij als oldtimers waren opgewonden wanneer we de originele producten maakten (lacht). Enthousiasme was het belangrijkste voor ons. Waren jullie opgewonden tijdens de ontwikkeling van deze nieuwe producten?
Tojo:Ja, dat waren we zeker. Ik ging bij Roland werken omdat ik van Roland-synthesizers hou. Ik had een brandend verlangen om zelf die producten te maken. Ik was zeker behoorlijk opgewonden om die legendarische synths - die ik zo bewonderde - met mijn eigen handen terug tot leven te wekken. Dat was fun!
Ohnishi:Hier hetzelfde: toen ik bij Roland kwam, was ik betrokken bij de ontwikkeling van klavierloze instrumenten. Dit project was echt heel leuk, aangezien het mijn eerste opportuniteit was om betrokken te zijn bij de ontwikkeling van een keyboardinstrument: en dan nog eentje dat gebaseerd is op de JUNO-106, een synth die ik zelf vroeger had.
Tohyama:Ik meen dat hoe meer features je in producten stopt, hoe meer het tools worden en niet zozeer muziekinstrumenten. De drie synths waar we onze ontwikkeling op baseerden, hebben elk zo'n krachtig en uniek karakter, dat ik bij elke stap in ons ontwerp steeds meer het gevoel kreeg dat we muziekinstrumenten aan het maken waren.
Matsui:Het dient gezegd dat je alleen maar een goed instrument kunt maken, als de persoon die het ontwikkeld er ook enthousiast over is.
Takahashi:Zoals Mr. Izuchi al vertelde: in onze tijd maakten we de producten die we echt zelf wilden. Ook al werden we soms door onze bazen berispt, dan maakten we toch nog stiekem wat we wilden (lacht). Met als resultaat een reeks producten zoals deze drie, die op veel bijval konden rekenen. Uiteraard zaten er ook een aantal tussen die commerciële flops werden. Zo hoort het ook.
Matsui:In elk geval: ACB is een verbluffende technologie. Wanneer we de JX-3P aan het ontwikkelen waren, plaatsen we een grote focus op de sound, we spendeerden heel wat tijd aan het tunen van de hardware en software. We werkten heel hard om die sounds in die synth te krijgen. En nu kan dat allemaal heel eenvoudig gereproduceerd worden in het digitale universum. In zeker zin ben ik jaloers op de ingenieurs van vandaag. Jammer dat ik niet langer als manager bij Roland actief ben (lacht).
Tojo:Dat zeg je wel, maar er zou helemaal geen JX-03 bestaan als jij niet eerst de JX-3P had ontwikkeld.
Matsui:Dat is waar (lacht).
Van links naar rechts: Masato Ohnishi, Hideki Izuchi, Hirotake Tohyama, Akira Matsui, Kazuhisa Takahashi en Takeshi Tojo.